Verkiezingen 3 maart 2022

We gaan er veel te gemakkelijk vanuit dat bedrijven tóch wel in Amsterdam willen zitten

In aanloop naar 16 maart spreekt ORAM directeur Kees Noorman met vier Amsterdamse lijsttrekkers en onderzoekt hij waar hun politieke stip op de horizon staat. Aangaande economie en bedrijfsleven, maar ook ten aanzien van de vraag in welk toekomstig Amsterdam zij willen wonen en werken. Deze keer VVD-lijsttrekker Claire Martens.

Als het aan VVD-lijsttrekker Claire Martens ligt, heeft Amsterdam een diverse samenstelling. Mensen met een kleine portemonnee wonen er naast een robuuste middenklasse en een meer vermogende groep Amsterdammers. Om die beoogde balans te bereiken, is gefocuste inzet nodig. ‘Wij willen er zijn voor de stille meerderheid. Die houden weliswaar hun mond, maar vertrekken wél massaal uit Amsterdam. Wij zullen die middenklasse anders moeten bedienen dan we momenteel doen.’

Met Martens komt er een toonbeeld van politieke gedrevenheid de spreekkamer binnenlopen. De kaarten lijken gunstig te liggen voor de liberalen, want na vier jaar oppositie bieden de verkiezingspolls zonnige vooruitzichten. De kans is dan ook reëel dat Martens’ partij de ruimte gaat krijgen om politieke standpunten en wensen na 16 maart in beleid om te zetten.

Waar wil jij de komende vier jaar heen met de stad?
‘Voor de komende bestuursperiode willen we meer focus leggen op de Amsterdamse middenklasse. De aandacht ligt momenteel erg bij minima, wat ik overigens heel terecht vind. Maar tussen deze groep en de vermogenden, die zich überhaupt wel redden, zit een hele grote stille meerderheid van Amsterdammers waar wij ons hard voor willen maken.’

Waarom heeft de middenklasse extra aandacht nodig?
‘Kijk je naar het vestigingsklimaat en het gevolg voor banen in Amsterdam, maar ook naar de lasten die we structureel blijven verhogen voor deze groep en het gebrek aan koopwoningen, dan is er iets aan de hand. Wij vinden dat de middenklasse een groep is die je echt anders moet bedienen dan we momenteel doen. Want als het zo blijft, dan zullen steeds meer jonge gezinnen en afgestudeerden vertrekken naar Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Dat zie je al gebeuren, terwijl je deze mensen niet kunt missen. Zij zijn wat mij betreft de hartslag van deze stad.’

Je doelt mede op het gebrek aan betaalbare woningen in de stad. Moet dat met prioriteit worden aangepakt?
‘Ja, dat is één. Maar als je echt praat met Amsterdammers dan is het meer dan alleen woningbouw, want mensen slikken die kleinere woning wel, simpelweg omdat ze hier graag willen wonen. Maar als je dan ook nog een gemeentelijke lastenverhoging van veertig procent om je oren krijgt, je als ouders niet zelf mag bepalen naar welke school je kinderen gaan én oppas oma’s en – opa’s niet meer naar de stad kunnen komen, omdat ze het niet kunnen betalen, dan helpt dat natuurlijk niet om deze groep voor de stad te behouden. Op een gegeven moment is dat een optelsom waarvan jonge gezinnen denken ‘heb ik het er allemaal nog voor over?’ Je ziet velen daarom vertrekken naar Haarlem en andere, betaalbaardere steden. Op deze manier werk je toe naar een stad met minima, die hier horen, én vermogende Amsterdammers, en krijg je een grote tweedeling. Dat moeten we absoluut niet willen. We moeten er juist voor zorgen dat iedereen hier kan wonen.’

Hoe kijk je naar werken in de stad?
Werkgelegenheid is er in principe genoeg, constateert Martens, maar ze ziet met lede ogen dat ook de samenstelling van het bedrijfsleven in onbalans dreigt te raken. Zo staat de maakindustrie flink onder druk. ‘We hadden de afgelopen weken veel ondernemers uit Noord die hier kwamen inspreken. Heel typerend voor het huidige beleid vind ik dat we wél naar gebiedsontwikkeling kijken vanuit het oogpunt van bewonersparticipatie, maar dat ondernemers helemaal niet in dat debat betrokken worden.’

Hoe moet je inspraak door ondernemers vormgeven als je kijkt naar gebieden als Schinkel, het Hamerkwartier of Haven Stad? Voor al die gebieden ligt er zo’n intensief woningbouwpakket dat je er eigenlijk geen bedrijvigheid bij kunt hebben. Of het moeten kantoorfuncties zijn? En áls er al productiebedrijven zitten, dan tegen enorm hoge huurprijzen. Hebben we teveel aan de markt overgelaten?
‘Nee, dat denk ik niet. Het heeft meer met gebiedsontwikkeling te maken. Grond is schaars in Amsterdam, dat is een gegeven. Juist daarom moet je integraal naar gebieden kijken, vanuit de vraag wat de stad nodig heeft. Dat zijn woningen, groen voor de leefbaarheid, maar ook bedrijvigheid. Ik had het al over de noodzaak om ondernemers bij gebiedsontwikkeling te betrekken. Je wilt namelijk voorkomen wat nu vaak gebeurt, dat je ontwikkelingsplannen gaat uitwerken om er naderhand achter te komen dat je onvoldoende ruimte hebt gereserveerd voor maakindustrie. Ik denk daarom dat door het nieuwe stadsbestuur op een andere manier gekeken moet worden naar de indeling van portefeuilles, zodat afdelingen minder langs elkaar heen werken.’

Grond is inderdaad schaars. Kúnnen we dit als stad überhaupt wel alleen oplossen?
‘Nee, ik denk dan ook dat we iets minder naar onszelf en meer naar de regio moeten kijken. We moeten het namelijk mét die regio oplossen. Haarlemmermeer is een gemeente waarmee we in een goede samenwerking veel kunnen winnen. Daar is ruimte die voor bepaalde bedrijvigheid of voor grote distributiecentra nodig is. Denk aan eventuele uitbreidingsmogelijkheden voor de Amsterdamse haven in de Houtrakpolder.’

Soms heb ik weleens het gevoel dat de Amsterdamse economie niet bepaald wordt door het economische perspectief maar meer door de grondprijs, en daarmee door de Afdeling Grondzaken. Die bepaalt dat 15 vierkante meter aan werkgelegenheid wordt toegewezen, terwijl een gemiddeld productiebedrijf 250 vierkante meter nodig heeft. Zo bepaalt Grondzaken in feite voor welk bedrijfstypen er plaats is in een gebied.
‘Absoluut. Heb je het over de haven, dan zie je ook dat de energietransitie fysieke ruimte vraagt. Daar liggen nu een aantal lege gebieden, maar die zullen we nodig hebben om de energietransitie te kunnen realiseren. Bouwen we dat vol, dan kunnen we de haven vervolgens wel dwingen de transitie door te maken, maar die heeft daar dan geen ruimte voor.’

Je gaf in Het Parool aan dat de VVD klaarstaat om mee te doen in een nieuwe college. Wat gaan ondernemers en bedrijven daarvan merken?
‘Nu geven ondernemers de stad nog een 6 ½ voor samenwerken, bereikbaarheid en participatie. Als wij mee gaan besturen moet dat een 8 worden. Nu worden ondernemers nog gezien als last. Sterker; er lijkt een totale desinteresse voor hen te zijn in het stadhuis. Gisteren bezocht ik een aantal ondernemers in De Pijp die één dag te laat waren met het indienen van hun vergunningsaanvraag voor Koningsdag. Die krijgen daardoor, na bijna twee jaar gesloten te zijn geweest vanwege corona, geen vergunning voor Koningsdag. Ik kan er met mijn pet niet bij! Ik hoop die houding te kunnen veranderen.’

Topsectorenbeleid is een belangrijk onderdeel in jullie verkiezingsprogramma. Wat gaat dat betekenen?
‘Wij geloven dat als je de juiste bedrijven aantrekt, dit een win-win is voor de hele stad. De start up en scale up scene, waarin ik beroepshalve werk, zijn daarvan een voorbeeld. Zij brengen zowel energie mee als oplossend vermogen voor vraagstukken waar overheidsorganen vaak achteraanlopen. We willen daarvoor een Amsterdam ambassadeur aanstellen die bedrijven uitnodigt en ermee in gesprek gaat. Daarnaast willen we onze stad inrichten op de energie en brains die je voor de energietransitie en mobiliteitsvraagstukken wilt aantrekken.’

Doe met andere woorden meer moeite, omdat bedrijven niet zomaar naar Amsterdam komen? ‘Precies, en dat geldt ook voor gevestigde bedrijven. Ik vind dat we er nu veel te makkelijk vanuit gaan dat ze tóch wel in Amsterdam willen zitten, maar dat kan tegen ons gaan werken. Het vestigingsklimaat moet hoger op de agenda komen. Vodafone heeft bijvoorbeeld Amsterdam al verruild voor Utrecht. We moeten dus meer ons best gaan doen voor het bedrijfsleven en niet achteroverleunen.’

Welke van de 10 wensen van Ondernemend Amsterdam, spreken jou het meeste aan?
‘Punt 1 Ruimte en aandacht voor economie. Wij denken daar nu iets te makkelijk over en het gaat ook redelijk goed in Amsterdam. Maar economie bestaat niet alleen uit bedrijven met hele diepe zakken. Er moet naast wonen daarom meer aandacht komen voor economie. Ook punt 8 Realistisch beleid als het gaat om de bezoekerseconomie, vind ik relevant. Daarin verdienen veel Amsterdammers hun boterham, ook velen die met hun handen werken. We weten tegenwoordig allemaal goed wat we niet willen maar wat we wél willen is nog onvoldoende uitgewerkt. Wij hebben bijvoorbeeld moeten strijden voor meer geld voor het aantrekken van congressen. Dat was niet makkelijk en dat baart me zorgen. Overigens kan ik me ook in de andere punten uitstekend vinden. Ze stonden eigenlijk allemaal ook in ons verkiezingsprogramma.’

Opgetekend door Baart Koster