
Voor Moorman staat het uitbouwen van een stevig sociaaleconomisch weefsel centraal, waarbij kansengelijkheid zorgt voor betere benutting van de talenten van Amsterdammers. Daarvoor is een gebalanceerde leefomgeving cruciaal. ‘Amsterdam moet geen stad worden waarin alleen nog CEO’s kunnen wonen.’
Moorman verontschuldigt zich voor wat zij zelf een wat rommelige werkkamer noemt. Interessant genoeg geldt voor haar werkplek wat ook geldt voor haar beeld van Amsterdam: het is er prettig toeven. Midden op tafel ligt een stapeltje boeken waarin ze, ondanks haar hectische politieke agenda, toch nog wat probeert te lezen. Op de startvraag waar ze de komende vier jaar heen wil met Amsterdam, begint Moorman met het uitspreken van haar zorg. ‘Ik strijd voor de ziel van de stad. Dat mag abstract klinken, maar iedere inwoner en werker in de stad weet dat Amsterdam een ziel heeft. Die is heel sociaal, in de geest van samen de stad maken en naar elkaar omkijken. Om die ziel maak ik mij zorgen, omdat Amsterdam steeds meer een verdienmodel lijkt te worden voor mensen die het zich kunnen veroorloven.’
“Ik strijd voor de ziel van de stad.”
Ze legt een link met bedrijven die hier neerstrijken en heel weinig belasting betalen, terwijl ze tegelijkertijd veel uit de stad halen. Airbnb is een voorbeeld van zo’n bedrijf. ‘Dat ondermijnt de samenhang die er in de stad is en die situatie moeten we keren. Ik wil graag dat Amsterdam een stad blijft van diversiteit, waar je juist je talent kunt ontwikkelen en jezelf kunt ontplooien. Zo is het ook altijd geweest. Juist die creativiteit maakt dit zo’n mooie stad. En dat heeft natuurlijk óók een belangrijke economische waarde.’
“Ik wil graag dat Amsterdam een stad blijft van diversiteit, waar je juist je talent kunt ontwikkelen en jezelf kunt ontplooien.”
Elk talent dat niet tot ontwikkeling kan komen, is een verlies voor het collectief, vindt ze. Het heeft veel te maken met structurele ongelijkheid, een fenomeen waartegen Moorman al haar hele loopbaan strijdt. ‘Ongelijkheid heeft uiteindelijk ook echt economische impact. Het maakt dingen kapot die je vervolgens niet meer terugkrijgt. Kijk alleen maar naar de keuzes die we maken ten aanzien van onze woningmarkt. Die hebben een belangrijke invloed op het aantal werknemers dat hier kan wonen en de stad draaiende houdt. Je wilt natuurlijk niet een stad waar alleen nog de CEO’s kunnen wonen.’
Is een stad waar de meeste werknemers zijn vertrokken dan ons voorland?
‘Als we niet ingrijpen wel, want Amsterdam is zichzelf nu langzaam aan het opeten. Als straks alleen de vermogenden hier kunnen wonen, waar brengen zij hun kinderen dan naar school? Wie reinigt dan de straten? De mensen die dat werk kunnen doen, verdwijnen uit de onbetaalbare stad. Om die situatie te keren zul je stevig moeten sturen, en daar is de PvdA natuurlijk ook wel van. Je zult echt keuzes moeten maken, het lef moeten hebben om die uit te voeren en de wijsheid moeten bezitten om ontwikkelingen niet allemaal aan de markt te laten. Ook als ik kijk naar economische ontwikkelingen, maak ik me trouwens zorgen. Kleine buurtwinkels en lokale ondernemers gaan gewoon weggedrukt worden door de hoge huurprijzen.’
Je maakt een onderscheid tussen bedrijven die bijdragen en bedrijven die halen. Welk soort bedrijven zou zich volgens jou moeten vestigen in de stad of er moeten blijven?
‘Dat zijn voor mij vooral de lokale ondernemers die zoveel toevoegen voor hun omgeving en die juist aan Amsterdamse jongeren mooie werkkansen bieden. We moeten met elkaar uiteraard goed nadenken wat we met de stad willen, maar dat jongeren in dat plan een centrale plek moeten krijgen, lijkt me evident. Om hen breed in de arbeidsmarkt te laten participeren, ook in technisch uitvoerende beroepen, heb je de juiste bedrijven nodig. Daarom spreekt ook sociaal ondernemerschap mij enorm aan. We hebben van die prachtige puur Amsterdamse bedrijven zoals CJ Hendriks in de haven, die laten zien dat het kan, al heel lang. Die hun werknemers als hun kapitaal beschouwen en naar hen omkijken. Dát zijn de bedrijven die je moet koesteren.’
En werkgelegenheid? Je hebt ook grotere bedrijven nodig die zorgen voor banen in de stad
‘Klopt, maar we moeten het sociaal economische weefsel wel in balans houden. Natuurlijk hebben we ook grote spelers in de stad en die zijn ook hartstikke belangrijk voor onze economische ontwikkeling. Maar als we geen balans houden tussen kleinere lokale en grote ondernemingen, dan krijgen we wat journalist Sander Heijne ook zo mooi scheefgroei noemt. Een goede balans komt de vitaliteit van een buurt ten goede en daarmee de kansen voor de mensen die er wonen en werken. De sociale functie voor de omgeving vind ik essentieel. Als je zo naar de economie gaat kijken, komt dat automatisch het vestigingsklimaat voor goede nieuwe bedrijven ten goede. Immers, goede werkgevers willen een prettige leefomgeving voor hun werknemers.’
“Een goede balans komt de vitaliteit van een buurt ten goede en daarmee de kansen voor de mensen die er wonen en werken.”
Kansenongelijkheid maakt veel stuk dat je vervolgens niet meer terugkrijgt, zei je eerder. Het is een probleem waardoor de hele maatschappij geraakt wordt, zeker omdat de woning- en arbeidsmarkt met elkaar vervlochten zijn. Hoe moeten we dit probleem te lijf gaan?
‘Ik ben altijd erg voor investeren waar dat het hardste nodig is. Ongelijkheid moet je met ongelijkheid bestrijden. Dus ben ik bijvoorbeeld heel trots op de Techcampus, een samenwerking tussen verschillende technische opleidingen. We zien al jaren dat die te weinig aantrekkelijk zijn voor jongeren. De gedachte achter de Techcampus is dat we niet langer concurreren maar juist samenwerken, en dat óók doen met het bedrijfsleven. Zo maak je de technische opleiding interessanter en de beroepen waarvoor je opleidt bereikbaarder. Dat vind ik nou een klassiek voorbeeld van ongelijk investeren voor gelijke kansen.’
Het is hard werken om door die geest van snel geld verdienen heen te breken, constateert Moorman. De markt en het financiële perspectief zijn nu eenmaal erg dominant. Vaak zijn juist degenen die veel aan de stad willen verdienen door hun vermogen en hun middelen ook in staat om zich overal tussen te drukken. Je moet volgens Moorman als overheid dus hele duidelijke keuzes maken en het lef hebben om daarachter te gaan staan. ‘Af en toe moet je het individuele belang van een bedrijf even terzijde durven schuiven en zeggen: sorry, maar het algemeen belang is belangrijker, daar kiezen we nu voor.’
Vind je dat Amsterdam ook de financiële instrumenten heeft om het zo aan te vliegen?
‘Ja. Daarom ben ik bijvoorbeeld dolblij met erfpacht, hoewel veel Amsterdammers dat anders ervaren. Door erfpacht kunnen we namelijk echt sturen op bijvoorbeeld onze grondposities. Die mogelijkheid kan ons bijvoorbeeld helpen om in te grijpen in de wildgroei aan flitsbezorgers, want de dark stores die her en der ontstaan komen het leefklimaat in hun buurt natuurlijk niet ten goede. Voorheen werd over dit soort ontwikkelingen gezegd ‘dit is gewoon de nieuwe economie, daar doe je niets aan’. Je kunt als overheid echter wel degelijk ingrijpen, hoewel dat niet altijd makkelijk is. Wanneer je vóór de troepen uitloopt, krijg je nu eenmaal met forse tegenwind te maken.’
“Wanneer je vóór de troepen uitloopt, krijg je nu eenmaal met forse tegenwind te maken.”
Kijk je naar de planvorming in de stad, dan zie je dat ruimte voor werk onder druk komt te staan, aldus Noorman: “We zien dat door die intensieve bebouwing de huurprijs voor gevestigde bedrijven heel hoog wordt. Daarnaast het type banen: kijk naar Haven-Stad waar 70.000 woningen en 50.000 banen worden gepland. Als je naar die hoge dichtheden kijkt dan weet je dat je automatisch een bepaald type bedrijvigheid overblijft. Wij noemen dat ‘fluisterbanen’, waar alleen een laptop aan te pas komt. Je mag dus concluderen dat grondbeleid heel bepalend is in de economische ontwikkeling van de stad. Is dat niet gek?’
Moorman beaamt dat het zo niet zou moeten zijn, maar dat je er niet aan ontkomt dat je steeds ontwikkelt vanuit een integrale visie op een stad waarin je wilt wonen. ‘Ik erger me soms aan die mooie artist impressions waar dan noodgedwongen nog drie mensen ingeplopt staan. Het past niet meer in de koerswending van ons denken waarin groei pur sang niet meer leidend is, maar we gericht willen zijn op de vraag: wat voor stad wil je hebben? Dat is toch een stad waarin het juist om mensen en breder welzijn draait.’
Gemeentegrenzen lijken bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen behoorlijk te knellen. Denk bijvoorbeeld aan Achtersluispolder in Zaanstad. Kunnen we dit überhaupt gemeentelijk oplossen?
‘Nee, dit moet regionaal opgepakt worden. De grote uitdagingen waar we voor staan, zullen we ook echt samen moeten aangaan.’
“De grote uitdagingen waar we voor staan, zullen we ook echt samen moeten aangaan.”
Als je tot slot kijkt naar de tien wensen voor ondernemend Amsterdam die ORAM heeft samengebracht, welke spreken jou dan het meeste aan?
Werken, werken, werken- voldoende ruimte programmeren voor bedrijven, springt er voor mij uit en die hangt heel erg samen met Kansen pakken rond de energietransitie. Ook Voorkomen dat tekort aan energie de stad op slot zet is een belangrijke. Zeker in het licht van wat minister Jetten daarover onlangs zei. Hij verbiedt netbeheerders, die vanwege capaciteitsgebrek niet alle aanvragen voor een aansluiting kunnen honoreren, een keuze te maken voor wie er voorrang krijgt. Europese regels staan dit namelijk niet toe. Maar betekent dit dan dat een hele grote supermarkt straks wel en een school niet open kan? Dat lijkt me toch ondenkbaar.’
Opgetekend door Baart Koster