En nu doorpakken!

Geplaatst op: 28 januari 2022

Waarom de nieuwe zeesluis deuren opent voor de Amsterdamse haven(bedrijven)

De opening van de Zeesluis IJmuiden deze week werd gevierd als een mijlpaal voor het Noordzeekanaalgebied. En terecht: Rijkswaterstaat en partners hebben met dit nieuwe bouwwerk puik werk afgeleverd dat er voor zorgt dat het NZKG en het Europese achterland bereikbaar blijft voor de komende 100 jaar. De betekenis van de nieuwe sluis reikt echter verder: een versterking voor de bedrijvigheid van de haven en een impuls voor het vestigingsklimaat. De sluis opent deuren en vergroot kansen, het is nu zaak deze goed te benutten!

ORAM was in de persoon van Kees Noorman aanwezig bij een van de tafels waar de koning gesprekken voerde met betrokkenen

Met een druk op de knop gaf de koning het eerste schip in de Zeesluis IJmuiden, de Bontrup Amsterdam, een opening naar het Noordzeekanaal. Een kleine handeling met grote impact. Samen met anderen hebben wij ons jaren lang hardgemaakt voor de bouw van deze grote nieuwe voordeur naar de Amsterdamse haven. Een gebied met potentie: een internationaal knooppunt van ladingstromen. De plek waar drie Europese TEN-T corridors – snelwegen voor de scheepvaart – beginnen. Een cruciale doorvoerhaven voor talloze goederen (energie, agribulk, bouwmaterialen, stukgoederen en containers) naar het achterland. Evenals een industrieterrein voor zware industriële maakbedrijven met ruime aan- en afvoermogelijkheden over water. De vierde zeehaven van Europa die werk biedt aan meer dan 70.000 mensen.

Woningbouwplannen
Tegelijkertijd zien we dat de havenbedrijvigheid onder druk staat. De fysieke en milieuruimte voor de haven wordt beperkt door grootschalige woningbouwplannen in haven-stad, waarvoor de Minerva-, Coen en Vlothaven en de Alfadriehoek moeten worden getransformeerd. Maar ook in Zaanstad en de IJmond zorgt woningbouw voor ruimtedruk. De haven wordt daarmee kleiner in omvang. De oplossing om versnelling van woningbouw mogelijk te maken en havenfunctie op peil te houden ligt er in de vorm van de Houtrakpolder, maar dat vraagt politieke daadkracht van Rijk, provincie en gemeente. Daarnaast wordt er een groter beroep gedaan op het havengebied om functies te accommoderen die in andere gebieden geen plek meer kunnen vinden. Daarmee dreigt druk op de schaarse kaderuimte en de nautische bedrijvigheid in de haven. Ook de zeecruise wordt door diverse maatregelen beperkt in bewegingsruimte en volume.

Modal shift
Aan de andere kant zien we het belang van de zeehaven toenemen en is er aan groeiambities geen gebrek. Bestaande bedrijven willen graag uitbreiden en innoveren. En er melden zich veel nieuwe partijen voor een plekje in de haven. De op- en overslag van goederen is een belangrijke pijler. Ook in coronatijd blijken de zeehavens van vitaal belang. Met de ‘modal shift’, de breed gedragen ambitie om transport over de weg te verplaatsen naar spoor en schip, zal dat in de toekomst niet anders worden. De toenemende mogelijkheden van walstroom en schone scheepvaart maken deze vorm van transport aantrekkelijker en daarmee groeit de behoefte aan havenruimte. Daarnaast is het Amsterdamse havenbedrijfsleven bezig om de energietransitie en de circulaire economie grootscheeps te laten landen in het gebied. Een kansrijke propositie, gezien de goede ligging van de haven en de aanwezige kennis. Het aantal innovatieve (samenwerkings-)initiatieven groeit hard.

Behoefte
Stuk voor stuk zijn dit ontwikkelingen die fysieke, milieu-, en veiligheidsruimte nodig hebben. Oftewel: de behoefte aan haven is groot. Komende week al melden zich de eerste schepen in de nieuwe sluis die voorheen niet terecht konden in Amsterdam. De nieuwe voordeur doet zijn werk. Maar laten we vooral blijven investeren in wat er achter die deur gebeurt. Als je het hebt over de toekomst van de Amsterdam en Nederland, moet je ook ruimte maken voor de haven van de toekomst. De sluis en de haven zijn er voor grote schepen, voor (nieuwe) ladingstromen, voor sterke bedrijvigheid voor Amsterdam, Nederland en Europa. Laten we doorpakken en ze benutten waar ze voor bedoeld zijn.
Kees Noorman, directeur ORAM – Ondernemend Amsterdam