
Wethouder Sociale Zaken in het huidige gemeentebestuur en lijsttrekker voor GroenLinks, Rutger Groot Wassink, hoopt dat bedrijfsleven en overheid nog nauwer zullen optrekken om het Amsterdam dat hij voor zich ziet te realiseren. Zelf bouwde Groot Wassink in zijn eerste ambtstermijn al goede contacten op met ondernemersverenigingen en werkgeversorganisaties en alleen al dáárom zou hij graag nog een tweede termijn dienen. ‘Juist vanwege de enorme uitdagingen op ons bord zullen alle betrokken partijen elkaar de komende periode ontzettend hard nodig hebben.’
Wanneer Noorman vervolgens vraagt naar de belangrijkste speerpunten voor misschien wel een nieuwe bestuursperiode, brandt Groot Wassink los. ‘Je ziet hoe enorm vastgelopen de woningmarkt is. Eigenlijk is er voor grote groepen woningzoekers geen perspectief meer om een geschikte woning in Amsterdam te vinden. Dat heeft een directe link met de betaalbaarheid van woningen. Een gemiddelde woning in Amsterdam kost zes ton. Hoe kun je in Amsterdam als starter met een flexcontract, ook als je met zijn tweeën bent en zónder dat je van je ouders een jubelton meekrijgt, ooit een huis kopen? Dat gaat natuurlijk helemaal niet.’
Vanzelfsprekend heeft Groot Wassink ook het klimaat op zijn radar. De tijd tikt tegen ons, waarschuwt hij. ‘We hebben nog acht jaar om serieuze klimaatverandering tegen te gaan. Als Amsterdam lopen we weliswaar voorop in de aanpak van klimaatverandering, toch mogen we dit probleem niet onderschatten, er is namelijk niet één wondermiddel voor. Jammer genoeg is het tegengaan van klimaatverandering een politiek issue geworden, terwijl het natuurlijk geen links of rechts discussie is. Het gaat over de overstijgende vraag hoe we ervoor zorgen dat deze aarde bewoonbaar blijft.’
Toenemende ongelijkheid raakt jou ook. Ligt daar een rol voor de gemeente?
‘Het is een complex fenomeen dat weer verbonden is met andere uitdagingen. Deels zit die groeiende ongelijkheid namelijk in vermogensongelijkheid, wat weer effect heeft op de woningmarkt. Dat is een probleem waarin Den Haag het voortouw moet nemen, want als gemeente gaan we niet over vermogensbeleid. Aan dit probleem is overigens ook de toenemende polarisatie gelinkt. Je ziet dat groepen steeds meer tegenover elkaar komen te staan. Er is evident racisme en discriminatie op diverse gronden. Ik maak me zorgen of we elkaar nog wel weten te vinden.’
De arbeidsmarkt heeft door de pandemie een turbulente periode achter de rug. Hoe ging de gemeente daarmee om?
‘Toen corona toesloeg besloten wij direct om een regionaal werkcentrum op te zetten, om zo mensen die hun baan verloren aan het werk te houden. Met regionale mobiliteitsteams (RMT) creëerden we de infrastructuur om de coronaklap op te vangen. Daarnaast kregen we op Sociale Zaken veel signalen binnen van zelfstandige ondernemers die het moeilijk hadden. Met het kabinet samen hebben we daarop de TOZO-regeling ontworpen. Daar werd massaal een beroep op gedaan. Deden gewoonlijk 2.000 mensen een beroep op financiële ondersteuning, op TOZO kregen we 40.000 aanvragen in vijf weken. Dat was een gigantische uitvoeringsoperatie.’
Hoe vind je dat het nu gaat met de arbeidsmarkt?
‘We zien dat het inmiddels is omgeslagen en dat krapte aan de aanbodkant nu het essentiële vraagstuk is. De RMT’s geven ons een structuur die we kunnen omvormen naar eén waarin we die krapte kunnen aanpakken. Overigens moeten we niet vergeten dat er landelijk ook nog een miljoen mensen langs de kant staan die afhankelijk zijn van een uitkering.’

Het is natuurlijk iets heel anders om mensen van het ene naar het andere werk te helpen en hen zo uit de kaartenbakken te houden, dan om mensen te helpen die al lang op afstand van de arbeidsmarkt staan.
‘Klopt, maar ik zie hier twee kansen bij elkaar komen. Enerzijds om het kraptevraagstuk op te lossen en tegelijkertijd om dat juist met deze groep te doen. Momenteel zijn er in Amsterdam ongeveer 38.000 mensen afhankelijk van de bijstand. Nu is dat een belangrijk getal voor mij, omdat het er bij mijn aantreden als wethouder meer dan 40.000 waren. Een deel van die mensen gaat vanwege verslavings- en medische problematiek niet meer aan het werk komen. Maar er is ook een groep mensen die we als samenleving te lang hebben afgeschreven. Als we in deze mensen investeren dan kunnen zij wel degelijk een bijdrage leveren aan het oplossen van de arbeidsmarktkrapte. Veel van die krapte zit niet alleen bij hooggeschoolden maar vaak ook aan de basis. Zorg is zo’n sector die schreeuwt om dergelijke instromers.’
Alles hangt samen, zo blijkt weer als Groot Wassink het verbindende koordje met andere dossiers laat zien. ‘Kijk je naar de doelstellingen van zowel dit kabinet als dit gemeentebestuur, dan durf ik te stellen dat als we het arbeidsmarktvraagstuk niet oplossen, de problemen op de woningmarkt en met klimaatverandering ook niet aangepakt kunnen worden. Je zult mensen dus moeten opleiden voor de energietransitie om de klimaatdoelen van het kabinet te realiseren. En de woningbouwopgave kan alleen succesvol opgepakt worden als er voldoende praktisch geschoolde vakkrachten naar de bouw gaan. Je ziet helaas dat het in Nederland ontbreekt aan arbeidsmarktbeleid. Toen door de kredietcrisis in 2008 er bij bouwbedrijven op grote schaal mensen uit werden gegooid, viel de bouw stil. Maar tien jaar later hebben we een gierend tekort aan arbeidskrachten en dat is natuurlijk gek. Zoals ook industriepolitiek ontbreekt. Ook dáár vind ik dat kabinetten veel te lang veel te makkelijk faciliterend zijn geweest naar bedrijven zónder zich kritisch af te vragen waar we nu eigenlijk naartoe willen met ons land.’
Je schetst een doemscenario, want die schaarste aan gekwalificeerd personeel los je niet in een jaar op. Daar gaan minimaal vijf opleidingsjaren overheen.
‘Nee, dat geloof ik niet, omdat je ‘on the job’ veel meer kunt doen. Iemand die zonnepanelen installeert kun je vrij snel klaarstomen. Bovendien moeten we misschien anders naar scholing gaan kijken. Nu zetten we diploma’s nog centraal, maar misschien moeten we veel meer naar competenties gaan kijken om zo mensen in de toekomst meer mogelijkheden op de werkvloer te bieden. Verder zal het ook niemand verbazen dat GroenLinks geen enkele moeite heeft met migratie. Gezien de behoefte aan gekwalificeerde werkers zal migratie zelfs noodzakelijk zijn.’
Waarom hebben wij niet green cards, zoals in de VS, waarmee je voor een paar jaar in een land kunt werken?’
Als we even naar de werkgevers kijken, welk soort bedrijven wil jij dan in Amsterdam hebben?
‘Bedrijven die zich óók afvragen wat ze kunnen bijdragen aan de stad. Daarom zou ik het een goed idee vinden om éérst met vestigers aan tafel te gaan en te bespreken wat zij terug willen doen voor alle voordelen die vestiging in Amsterdam hen biedt.’
Gezien de aard van bepaalde bedrijfsactiviteiten kun je zeggen dat sommige bedrijven simpelweg niet in staat zullen zijn om social return te leveren.
‘Maar de invulling daarvan kan heel verschillend zijn. Zo kun je mensen in dienst nemen met een afstand tot de arbeidsmarkt, of statushouders die nog bezig zijn om de taal te leren. Ook kun je bijvoorbeeld je horeca inkoop bij een sociale firma doen. Wij werken als gemeente op al onze locaties samen met zo’n sociale cateraar die onze lunches verzorgt. En zelfs als dat niet gaat, kun je nog altijd geld storten in een speciaal fonds, waar we dan weer mooie dingen van kunnen doen voor de stad. Wat we in ieder geval absoluut niet willen zijn brievenbusfirma’s. Bedrijven die, om de indruk te wekken dat ze actief zijn, een kamerplant op kantoor zetten, maar die in feite puur belastingtechnische entiteiten zijn, bedoeld om van de Nederlandse fiscale wetgeving te profiteren.’
Werknemers moeten ook een beetje prettig kunnen wonen, liefst in de stad waar ze ook werken. Wat zouden we kunnen doen om de woningmarkt weer in beweging te krijgen?
‘De VVD huldigt de wat mij betreft veel te simpele slogan van bouwen, bouwen, bouwen. Maar daarmee los je naar mijn stellige overtuiging de wooncrisis niet op. Het probleem zit in de marktdominantie van beleggers en speculanten. Je zult middels regulering de speculatie drastisch moeten inperken. Want de oplossing voor de verstopping op de woningmarkt is: betaalbaarheid, betaalbaarheid, betaalbaarheid.’
In eerdere gesprekken met lijsttrekkers hoorden we vaak terugkomen dat zij omwille van de leefbaarheid in de stadswijken voorstander waren van het lokale bakkertje. Schaar jij je in dat koor?
‘Ik ben daar zeker voor. Ik vind ook dat we ervoor moeten waken dat binnen onze economische structuur conglomeraten te dominant worden. Door ketens gaan alle Europese steden op elkaar lijken, maar ze veroorzaken tevens een erosie van economische activiteiten in de wijk. Wat je juist zoekt is diversiteit en wat je wilt is dat mensen in hun buurt eigen activiteiten kunnen opzetten. Dat komt de saamhorigheid en dus de leefbaarheid ten goede.’

De praktijk wijst echter uit dat kleine buurtwinkeltjes financieel op de langere duur vaak niet overleven.
‘Je ziet dat in Amsterdam inmiddels weer op een behoorlijk welvaartsniveau zit dat het mogelijk maakt om kleinschaligere diensten op poten te houden. Veel Amsterdammers waarderen zo’n lokaal winkelaanbod ook. Maar als je dat structureel wilt, zul je als overheid veel meer moeten ingrijpen, bijvoorbeeld door middel van huurregulering. Als een levendige buurt met lokale winkeltjes het ideaal is, kun je als overheid natuurlijk gewoon sturen om dat ideaal haalbaar te maken.’
Wat zou je nog kwijt willen over je ambities voor een eventueel volgende bestuursperiode?
‘Dat de oplossing voor de woningbouwopgave en het planologisch inrichten van bedrijvigheid gezocht moet worden in de stad én de regio. Dat overheid en bedrijfsleven nog nauwer moeten samenwerken. Het banenplan dat wij in ArenAPoort opzetten is mede daardoor een succes geworden. Ik wil vanuit mijn rol als wethouder graag kijken hoe we Amsterdammers die wat meer moeite hebben om mee te doen toch kunnen verbinden met de lokale economie en werkgelegenheid. Dát is mijn droom en door nauwe samenwerking kan die waarheid worden.’
Opgetekend door Baart Koster